‘Ik heb wijn, nodig. Veel wijn.’ Hij is een jaar of veertig, misschien iets ouder. Goeie kop, bos donkere krullen, studentikoos. Zo te zien een cabaretier, een plaatselijke kleinkunstenaar. Of een gynaecoloog uit Amstelveen. Kan ook. Wat in ieder geval zeker is: goeie kop is niet blij. Dat zie je zo. ‘Je hoeft niet meer te wachten, ik bestel nu gewoon.’ De serveerster, in zwart, neemt schijnbaar stoïcijns zijn wensen op. Links van ons zit een Brits stel. We zagen haar al op het terras aan de gracht. Na het aperitief aldaar sluit ze bij hem aan, een tafeltje in de hoek. Na het glas champagne volgt de witte wijn. Hij gaat op veilig: Saint-Véran. Chardonnay uit Bourgogne. De Engelsen kennen hun klassiekers en wijken daar slecht van af.
De sommelier, of in ieder geval de man die er meer van weet, is met vakantie. ‘Nou, u weet ze wel uit te zoeken.’ Ik zit met vragen over drie wijnen van de kaart en de antwoorden blijft de vriendelijke bediening me schuldig: ‘Sorry, dat komt wel heel klunzig over.’ We zeggen dat het niets uitmaakt maar dat is natuurlijk maar half waar. Bijzondere wijnen uitzoeken op de kaart, ik heb er een neus voor. ‘Mag ik ze anders even zien?’, vraag ik. Dat kan. Het duurt een poos, en dan staan er twee van de drie voor diezelfde neus. ‘De derde kan ik nog even niet vinden’, klinkt het verontschuldigend. Geeft niet, proberen we weer. Echt niet.
Rechts van ons zitten twee mannen. Ze spreken Engels, maar zijn het niet. Amerikaans, misschien? Ik twijfel, want kan het accent niet goed plaatsen. Hoe dan ook, waar de een netjes maar voorspelbaar gekleed gaat, zit de ander er nogal casual bij. Nog lang niet zo vrijblijvend als mijn overbuurman, die zo van het strand lijkt te komen met zijn herrieshirt, camouflageshort en slippers. Waarom doen mensen niet wat meer hun best als ze uit eten gaan? Ik ben voor een ontspannen sfeer en niet van dat opgeprikte, maar laten we van een speciale gelegenheid ook een speciale gelegenheid maken. Afgesproken? Alvast dank.
Goed.
De disgenoot van netjes maar voorspelbaar valt op. Vooral zijn gezicht, of nou ja het gebrek aan zicht op zijn gezicht. Een lichtblauwe cap op het hoofd, een meekleurende zonnebril en een mondmasker, netjes over de neus geklemd. Een bont trio dat hij ook aan tafel dapper op zijn plek laat. Zelfs het masker. Nee, niet bij het drinken en eten. Ik hoor je.
Goeie kop kijkt ineens heel anders. Een slanke, nogal oververhitte blonde vrouw spoedt zich naar zijn tafeltje. Hij staat lachend en opgelucht op, een knuffel. Ze schiet uit haar colbertjasje en gaat zitten. Eronder draagt ze een eenvoudig wit shirt met daaronder weer een zwart bh’tje. Mij valt dat op. Maar mag het ook van de modepolitie? ‘Ik zou het niet doen.’ Mijn vrouw is vrij uitgesproken in dit soort triviale kwesties. De keuze is gemaakt, ik bestel een riesling uit de Lorraine, noordoost-Frankrijk. De wijnmaker in kwestie maakt in Metz natuurwijn van ingekochte druiven, leer ik later, in zeer kleine batches van 65 flessen per keer. Een voltreffer. Geen allemansvriend, dat niet. Met een zuurgraad om van te zingen. Spanning. Eindeloos.
‘We had this exact same wine four years ago’, hoor ik naast me. Er staat een slanke fles met oranje etiket op tafel. De serveerster biedt netjes en voorspelbaar aan om bij te schenken maar dat is niet meer nodig. De fles Cuvée XII van Apostelhoeve is leeg. Ik heb het niet getimed maar ik gok dat ze dat in maximaal twintig minuten gecheft hebben. Knap.
Er is iets met goeie kop en blonde dame. Hij eet, zij niet. Kan. Maar ondanks dat ze naar elkaar toe gedraaid zitten en de blikken veelzeggend zijn is er geen fysiek contact. Niet even een aarzelende hand op een knie, geen vertrouwde vingers die zich in elkaar strengelen of een vluchtige kus. Zijn trouwring doet bovendien de speculaties op hol slaan. Hebben we hier met een ontluikende affaire van doen? Is het simpelweg zijn zus? Of toch zijn lievelingspatiënte? Je weet maar nooit.
Het Britse stel is ineens weg en een moment later nemen twee donkerharige mannen van ergens tussen de 30 en 40 jaar hun plek in. Een van hen kijkt het eerste half uur naar niets anders dan zijn telefoon. Hij heeft noch oog voor zijn tafelgenoot noch voor het etablissement. Enigszins verveeld bestelt hij uiteindelijk een fles champagne. Welke? Maakt niet uit. O, en dan is er nog het stel tussen deze twee mannen en goeie kop in: man en vrouw, zij drinkt niet, hij wel. Veel. Hij heeft er lol in wijnen per glas te laten komen. De laatste twee, drie had hij beter kunnen laten. Het leidt wel tot spontaan gedrag, maar iets zegt mij dat de manier waarop hij het hoofd van zijn partner met beide handen pakt om vervolgens zijn tong aan haar mond op te dringen niet op prijs wordt gesteld. Haar gezicht spreekt boekdelen en ik hoor haar bijna ‘Is het weer zo laat?’ zuchten. Nou vooruit, voor mij nog een glas 1994’er Bacchus Beerenauslese van het Rheinhessische Weingut Carl Koch als afsluiter. Een fijne finale.
Het is inderdaad al best laat. We zitten er al een tijdje. Te genieten. Want je merkt het, de Nederlandse horeca is nooit saai. Zo lang je er maar oog voor hebt. En een een goede neus.